Ak hospitals

Jonas Brouwers nieuwe voorzitter Vlaamse Planningscommissie

QUOTA Jonas Brouwers, laatstejaars orthopedisch chirurg in opleiding aan de UZ Leuven en oud-voorzitter van VASO, wordt de nieuwe voorzitter van de Vlaamse commissie voor de planning van het medisch aanbod – kortweg de ‘Vlaamse Planningscommissie’. Artsenkrant sprak hem net voor hij naar Rotterdam afreist voor het laatste deel van zijn opleiding.

Brouwers is naast voorzitter van de Vlaamse Planningscommissie ook lid van de Hoge Raad van Artsen, de nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen en hij vertegenwoordigt ook Vlaanderen in de Federale Planningscommissie. Hij wil in de toekomst klinisch werk en beleidswerk blijven combineren. Waar komt zijn interesse voor de beleidsmatige aspecten van de gezondheidszorg vandaan?

dokter Jonas Brouwers
Jonas Brouwers: "Het belangrijkste voor mij is dat we evolueren naar een Vlaams datamodel." Foto: Erik Derycke

Jonas Brouwers: Ik ben al veertien jaar geïnteresseerd in het systeem van contingentering en het model dat daarachter zit, sinds mijn studietijd. Toentertijd was er al een streng toelatingsexamen in Vlaanderen, maar nog niet in Wallonië.

Ik ben dan studentenvertegenwoordiger geworden in de begeleidingscommissie voor het Vlaams toelatingsexamen. We hebben toen met toenmalig minister Hilde Crevits meegewerkt aan de hervorming van het toelatingsexamen tot het huidige systeem met één examenkans en een numerus fixus.

Bij VASO ben ik het dossier van de contingentering blijven opvolgen. Toen Vlaanderen de bevoegdheid kreeg om subquota per discipline vast te leggen, heb ik ervoor gepleit om dat dan ook effectief te doen – daarvoor is in 2021 de Vlaamse Planningscommissie opgericht.

Kan je – voor wie er niet zo goed in thuis is – eens schetsen wat de rol van de Federale dan wel de Vlaamse Planningscommissie juist is?

België zou België niet zijn als we het niet op die manier organiseerden (lacht). We hebben in de gezondheidszorg twee niveaus. Het federale niveau is verantwoordelijk voor de contingentering: het bepaalt het aantal artsen dat een RIZIV-nummer krijgt. Daarvoor werd in 1997 de Federale Planningscommissie opgericht, die met data-analisten, experts en mensen uit het veld bekijkt hoeveel artsen (en tandartsen) er in België nodig zijn.

Sinds de zesde staatshervorming mogen de deelstaten, Vlaanderen en Wallonië, binnen dat quotum hun eigen subquota bepalen. Voor Vlaanderen gebeurt dat door de Vlaamse Planningscommissie. We kunnen bijvoorbeeld vinden dat er in Vlaanderen 10% meer huisartsen nodig zijn dan in het model van de Federale Planningscommissie. Dat moet dan wel gecompenseerd worden in disciplines waar er volgens ons te veel artsen zijn, bijvoorbeeld in algemene heelkunde.

Het grote probleem is dat we voor een groot deel afhankelijk zijn van de federale modellen. We hebben in Vlaanderen nog geen datacapaciteit, omdat heel veel data van de gezondheidszorgbeoefenaars op federaal niveau zit. Die kan omwille van GDPR ook niet zomaar met de deelstaten gedeeld worden.

Ik beweer al lang dat het logischer zou zijn om alles op één niveau te organiseren, en volgens mij is dan het beste op deelstaatniveau. Maar tot dat moment moeten we de interactie tussen de Vlaamse en de Federale Planningscommissie behouden. Het is echter geen ideale situatie.

'Als je vandaag een tekort wilt aanpakken, zie je het effect op zijn vroegst over twaalf jaar'

In de media heerst de perceptie dat er te weinig artsen zijn, en sommige politici willen daarom de contingentering afschaffen. Wat is je mening over deze pleidooien?

Ik begrijp die bezorgdheid. We hebben inderdaad tekorten in bepaalde specialisaties, maar er zijn overschotten in andere. Dat laatste wordt vaak vergeten. Maar je kan dat niet op een-twee-drie oplossen. Geneeskunde is een lange opleiding: zes jaar basisopleiding en dan een specialisatie die tot zes jaar kan duren.

Als je vandaag een tekort wil aanpakken, zie je het effect dus ten vroegste over twaalf jaar. Dus denken dat er morgen geen tekorten meer zijn als je vandaag de contingentering afschaft, is gewoon nonsens.

We willen ook niet opnieuw belanden in de situatie van voor 1997, toen er een overaanbod aan artsen was. Het is toen vastgesteld, en ook wetenschappelijk onderbouwd, dat artsen overbodige onderzoeken aanvroegen om hun eigen inkomen te waarborgen. Dit fenomeen staat bekend als 'supplier induced demand'.

We hebben in België sindsdien een vrij robuust contingenteringssysteem. We kennen de zorgconsumptie van de bevolking in detail, en kunnen betrouwbare projecties maken op basis van leeftijd, van geslacht, van locatie, …

Er zijn lacunes, maar die proberen we op te vangen. We moeten bijvoorbeeld meer rekening houden met de gewenste werktijd van artsen. Als ze minder willen werken dan vorige generaties, moeten we meer artsen opleiden. We weten momenteel niet waar artsen werken, we weten alleen waar ze zijn gedomicilieerd. Daarom wordt er nu een register opgezet met hun daadwerkelijke werkplek.

Trouwens, de EU is momenteel ook bezig met de ontwikkeling van een eigen planningssysteem. Men kijkt daarvoor ook naar België, omdat ons systeem al meer dan een kwarteeuw standhoudt.

'Denken dat er morgen geen tekorten meer zijn als je vandaag de contingentering afschaft, is nonsens'

Jonas Brouwers in UZ Leuven
Jonas Brouwers: "We willen niet opnieuw in de situatie van voor 1997 belanden, toen er een overaanbod aan artsen was."

Een andere kritiek op het systeem is dat wij beperkingen opleggen aan het aantal landgenoten dat de geneeskundeopleiding mag beginnen, maar dat artsen uit andere EU-lidstaten hier zonder problemen aan de slag kunnen.

Die kritiek deel ik volledig, en we hebben dat met de Vlaamse Planningscommissie de afgelopen vier jaar regelmatig aangekaart aan de overheid en in onze adviezen. We monitoren die influx vanuit het buitenland ook, want ze verstoort onze planning voor een stuk. We kunnen het vrij verkeer van artsen in de EU echter niet tegenhouden.

Sinds de Kwaliteitswet bestaat wel de vereiste dat men minstens één van de landstalen moet beheersen om hier arts te worden. En het is aan NARIC en de erkenningscommissie in Vlaanderen en aan hun Waalse tegenhanger om te onderzoeken of buitenlandse diploma’s evenwaardig zijn aan onze eigen opleidingen – en als dat niet het geval is, dat die mensen ontmoedigd worden om zich hier te vestigen of een bijkomende opleiding moeten volgen.

Houdt de Commissie ook rekening met technologische evoluties?

 Dat is een van de moeilijke factoren in het model. Er wordt rekening gehouden met technologische evoluties in de geneeskunde, maar ook met nieuwe zorgberoepen zoals de mondhygiënisten of de verpleegkundig specialisten in de ziekenhuizen.

Maar je kunt onmogelijk elke evolutie tien of twintig jaar op voorhand voorspellen. De laatste tijd heeft iedereen de mond vol over AI, die in sommige disciplines een enorme opkomst kent. Niemand had de snelheid in die evolutie zien aankomen. Ik zou ook niet weten hoe we AI in het model robuust hadden moeten inbrengen, want die technologie evolueert nog steeds razendsnel.

Waar ik wel voor pleit, is dat we subquota dynamischer kunnen aanpassen. We leggen de Vlaamse subquota nu drie jaar voor de start van de specialisatieopleiding vast. Misschien moeten we die periode inkorten, of subquota last minute kunnen bijsturen, afhankelijk van bijvoorbeeld nieuwe evoluties. Dat is zeker een debat waard.

 Wat zijn je ambities als voorzitter van de Vlaamse Planningscommissie?

 Ik zou graag met de bevoegde kabinetten, minister Demir voor Onderwijs en minister Gennez voor Gezondheidszorg, bekijken hoe we de Planningscommissie kunnen versterken met experts uit de zorg, data-analisten en data-experten. Het belangrijkste voor mij is dat we evolueren naar een Vlaams datamodel. Dat is een meerjarenproject waar ik mijn schouders onder wil zetten.

We moeten ook goed kijken naar wat er gebeurt in andere zorg- en welzijnsberoepen. Ik noemde al de mondhygiënisten, maar er zijn ook de optometristen en orthoptisten, er is de hervorming van de verpleegkunde. Wat gebeurt er in de organisatie van zorg: gaan we het aantal ziekenhuizen afbouwen, en zijn er dan wel voldoende plaatsen voor artsen?

Tot slot moeten we kritisch durven kijken naar de subquota die wij sinds 2021 vastleggen. Waren onze adviezen correct? Worden ze goed opgevolgd? Moeten we bijsturen, en in wiens belang? Want er zijn heel wat betrokken partijen: de universiteiten, de beroepsverenigingen, de politiek en het beleid, en de patiënten waar het eigenlijk over gaat. We moeten de juiste beslissingen nemen, los van gelobby achter de schermen.

Verder hoop ik dat de overheid inziet dat onze staatsstructuur niet bevorderlijk is voor dossiers zoals de contingentering en de opleiding van artsen. Dat is misschien meer een politiek statement, maar ik denk wel dat dat belangrijk is. We overleggen veel op allerlei niveaus, maar de actie gebeurt op het terrein en je hebt een staatsstructuur nodig die dat ondersteunt. Vandaag de dag is dat in de gezondheidszorg niet het geval.

Wat heb je nodig

Krijg GRATIS toegang tot het artikel
of
Proef ons gratis!Word één maand gratis premium partner en ontdek alle unieke voordelen die wij u te bieden hebben.
  • checkwekelijkse newsletter met nieuws uit uw vakbranche
  • checkdigitale toegang tot 35 vakbladen en financiële sectoroverzichten
  • checkuw bedrijfsnieuws op een selectie van vakwebsites
  • checkmaximale zichtbaarheid voor uw bedrijf
Heeft u al een abonnement? 
Geschreven door Erik Derycke7 augustus 2025

Meer weten over

Print Magazine

Recente Editie

Nu lezen

Ontdek de nieuwste editie van ons magazine, boordevol inspirerende artikelen, diepgaande inzichten en prachtige visuals. Laat je meenemen op een reis door de meest actuele onderwerpen en verhalen die je niet wilt missen.

In dit magazine